Kobe is veel handiger dan je van een jongen van vijf verwacht. Daar komt nog bij dat hij zelf dogmatisch gelooft dat hij nóg veel handiger is dan hij toch al is. Vrees noch gebod, vallen noch opstaan, straf noch maat kunnen dat geloof en de praktische belijding ervan temperen. Dat levert hem een dagelijkse portie builen en schrammen op wanneer de natuur tegenzit of, erger nog, huil- en pruilbuien wanneer een ongelovige ouder een andere overtuiging aanhangt. Zulke tegenslagen bezweert hij met een eigen liturgie: alle pijn en ketterse vernedering verbijten als een zaak van eer, behalve als er een grootvader in het spel is; van die ongevoelige machtswellusteling wordt er weggelopen, zo hard en zo meteen mogelijk, en precies zo ver dat de wijzerplaat van zijn mokkende gezicht nog net in beeld blijft. De kleine wijzer geeft enige onderhandelingsbereidheid weer, de grote staat op concessieloos. De seconden laat hij onverstoorbaar wegtikken.
Soms treffen de natuur en grootvader hem samen, een monsterverbond van oerelementen, in de gedaante van een bloedend voorhoofd en een hulpverlenende opa. Dan schreeuwt zijn lichaam om troost en ontsmetting, maar eist zijn soevereine trots de stopzetting van elke behandeling waarbij water wordt gebruikt.
Dat zijn momenten die opa koestert. Later. Nu eerst dat hoofd onder de douche.