Mijn werkdag begint stipt om 7.21 uur. Of om 8.30. Of soms om 8.05, maar altijd stipt en ook altijd op het perron van station De Pinte. Een spannend moment, want de eerste drie kwartier zijn de kostbaarste van de dag: op de dubbeldekker naar Brussel komt er orde in mijn ideeënchaos, raken inzichten helder geformuleerd en ontdek ik laatste puzzelstukjes. Kortom, de weldaden van de genoten remslaap en muesli worden gevaloriseerd en het voelt alsof ik mijn meerwaarde als werknemer eindelijk kan realiseren.
De buit is binnen wanneer ik om 8.03 uur, resp. 9.12 of 8.51, meestal met een vermoedelijke vertraging van tien minuten, in Brussel van de trein stap. Het meldpunt voor de Oost- en West-Vlaamse collega’s bevindt zich aan de vuilnisbakken van het Centraal Station, waar we in groepjes ons lot verbinden aan bus 63 of 29, of de metro, of bus 12/21/28 en/of tram 23/24/25. Niet alle combinaties zijn even opportuun, reizen blijft altijd een beetje gokken, en het zijn ook de twintig minuten van het ochtendtraject waar ik het meest tegen opzie.
Niet dat ik vies ben van bus of tram. Je kent de charme van een stad pas als je ook haar openbaar vervoer hebt geproefd. Dat van Brussel is zo kwaad nog niet. De nieuwe trams zijn prachtig, je zit tussen kleurrijke mensen van alle slag en stand, tussen dassen, hidjabs en schoolrugzakjes, elk met zijn gsm. Op warme dagen kan de Brusselse metro zowaar naar Parijs ruiken. Maar toch, die obligate dagelijkse portie MIVB, dat blijft tijdverlies. Gelukkig maakt het fijne gezelschap van de collega's veel goed. Onderweg wisselen we confidenties uit die onze analyses aanscherpen, we leggen avontuurlijke netwerken aan, crossmediale allianties die het bedrijf concurrentieel versterken.
Wanneer we om 8.35 uur (of zo) inklokken, staat ons een frisse agenda voor ogen die het aanschijn van de wereld doortastend zal veranderen.