De allerzielenkrant ligt half opgedroogd voor me. Er staat vandaag geen letter in over Ford-Genk, maar ik zit nog vol met de vochtige letters van de voorbije week. Letters over schaamtelozen en bozen, over investeringsklimaten, loonlasten, klappen, crisissen en sectoren. Over innovatie en groei.
Vroeger waren allerzielenzielen vooral dode zielen, in een verleden overleden. Voor hen baden we om een betere toekomst in hun tijdloze bestaan. Vandaag bidden we tot de politiek dat we alles terug willen zoals het was, om zo ons eigen heden een betere toekomst te geven. En vorige maand nog zongen we met veel klimaatzielen de politiek toe dat we alles juist anders willen dan het was, om de nog ongeboren zielen in de toekomst een beter heden te geven.
Want ook die letters zitten in mijn hoofd, over de ecologische crisis: over klimaatverandering, pollutie, vluchtelingen, inkomenskloven. Over verschraling van de biodiversiteit en verzuring van de oceanen, over consumptie en over overconsumptie. Hoe ons economische, sociale en maatschappelijke model zo grondig zal veranderen, dit decennium nog, dat er hoe dan ook geen plaats meer zal zijn voor oude Ford-Genks die steunen op het eeuwige-groeimodel.
Al die letters in mijn hoofd, verledene, hedene en toekomstige, ze verdichten zich tot naïef bezielde woorden.
Die fabriek gaat pas over twee jaar dicht, spellen ze me voor. Dat is een eeuwigheid in deze tijden. En er komt een afscheidspremie voor de werklozen. Dat geeft ons gauw een jaar of vijf om projecten te bedenken. We kunnen living labs opzetten, andere tewerkstellingsmodellen testen, de groene industrie aanjagen en nieuwe consumptiepatronen uitproberen. Allemaal dingen die we nog dit decennium nodig zullen hebben.
Inspiratie kunnen we vinden in de beloften van een duurzame maatschappij. Alleen groene, CO2-neutrale industrie; uitsluitend goederen met een afvalvrije levenscyclus; energieneutrale gebouwen; iedereen een korte werkweek (30 uur); vrijwilligerswerk in onderwijs, verzorging, erfgoed, cultuur, openbare ruimte...; betere gemeenschapsvoorzieningen en openbaar vervoer; broeikasgasvrije mobiliteit; recyclage en herstelling; lokale biolandbouw gericht op vlees- en zuivelarme voeding; weg met wegwerpartikelen. Het zijn concepten waar de samenleving wereldwijd tóch naartoe zal moeten groeien als we enige kans willen maken om een desastreuze, onomkeerbare ecologische wereldramp voor te zijn.
We mogen vooral niet denken dat onze politici dat niet weten. De wereldpolitiek beseft de urgentie wel, maar zonder onze uitgesproken wil staan ze geblokkeerd als een parkinsonpatiënt, hun beven gecamoufleerd als hyperactiviteit. Intussen bereiden grote en kleine bedrijven zich misschien al voor om zich naar nieuwe economische paradigma's te plooien - maar alleen wanneer de markt hen daartoe dwingt. (Wie weet maakt de sluiting van Genk al deel uit van hun strategie).
We zijn het aan onze kinderen en kleinkinderen verplicht elke kans te grijpen om de weg die nu nog utopisch en onhaalbaar lijkt, om te zetten in het pad dat we tóch willens nillens zullen bewandelen. Kunnen we dan, zolang we de moed niet hebben om de oude economie overboord te gooien, een prachtkans als deze laten liggen?
Daarom moeten we opstaan en alleen de beste oplossing eisen voor de Limburgse reconversie: een toekomstvaste oplossing.
Voor zulk een belangrijke opdracht hebben we gemotiveerde mensen nodig, dynamische en creatieve durvers. Met de Limburgers zitten we goed.