We staan voor het oude karmelietenklooster van het Patershol in Gent. De toegang is dichtgemaakt, maar wat telt is het linkse ruitje van het bovenlicht. Je kunt nog net het woordje Lux lezen, in kapitalen. Elke keer dat ik hier kom sta ik stil bij het wonder.
Ik weet niet wat er op het andere ruitje stond, en ook niet hoelang die Lux daar al staat. Ik weet wel dat het er in 1968 stond, dat is straks vijftig jaar. Dat is het wonder.
In 1968 was het verval al ingezet en rond 1980 moesten de laatste bewoners en gebruikers het pand verlaten. Jarenlang konden straatjongens zich uitleven, brokken dak en gevel vielen naar beneden, er werd gegraven en gekapt, er groeiden bomen uit de muren. En kijk, dat dunne plakje glas dat je met één keitje aan scherven gooit, dat fragiele venstertje met zijn drie kapitalen, net dat schrale ruitje blijft al die jaren heel. Lux. Het Licht. De Vietcong heeft de Amerikanen uit de Mekongdelta verdreven, Tindemans stapte uit de politiek, de Berlijnse muur is gevallen, de club van Rome vergeten, het laatste geheim van Fátima bekendgemaakt en John Lennon vermoord. Lux bleef overeind. Lux aeterna, het eeuwige licht.
Ooit werkten monniken in dit gewijde klooster. Miniaturen en kapitalen schreven ze in het geestelijke licht, het hemelse licht waarin ze baadden en waarvoor ze baden. Wereldlijk licht was er amper: overdag wat er door de gotische ramen binnenviel, 's avonds en 's nachts een kaars. Geen wonder dat ze op hun begrafenis twee gezongen wensen meekregen: duurzame ontspanning (requies aeterna) en altijd licht (lux perpetua). Ik vertaal nu even met andere woorden dan de Mechelse catechismus, want die eeuwige rust trekt minder aan dan de eeuwige lust van het licht, het licht dat altijd moge schijnen!
Voor het licht kiezen kunstenaars een dakraam op het noorden, voor het licht trekken we naar Toscane. Het licht is ons lange leven, we houden er kerncentrales voor open. Alleen 's nachts willen we een oogje dicht knijpen, met luiken voor de ramen tegen de lichtvervuiling. Maar zelfs dan dromen we, van het eeuwige licht dromen we allemaal.
We dromen van een kleurrijke, deugdelijke wereld. Elke ochtend komt de zon weer stralend op in de disneyfilm van ons leven. De haan kraait, zachtjes worden we wakker in het nieuwe licht. Langzaam ontwaken we uit de droom. De haan heeft al drie keer gekraaid. We weten dat de zon elke volgende dag opnieuw zal opkomen, nog wel 5 miljard jaar, volgens wetenschappelijke bronnen. We weten dat we elke dag opnieuw, volgens wetenschappelijke bronnen, meer vermorsen dan de planeet kan geven, dat onze verwenbeurt ons aangevreten kapitaal verder vermaalt. Gelukkig blijven heelal, zonnestelsel, aarde, zelfs het klimaat en het leven onbewogen bij onze strapatsen; ze redden het wel - geef ze een miljoen jaar of zo voor een nieuw ecologisch evenwicht. Maar wij? Hoeveel tijd krijgen wij om die kwade droom te keren? Geen miljoen jaar, geen duizend, misschien geen vijftig.
In dat harde licht staan we. The dream is over. Dat we onze kinderen de luxe kunnen laten erven die wij gewoon zijn, die droom moet maar eens over zijn. Willen we hun het licht gunnen, dan moeten wij nu onze hersenen inzetten, ons verstand elke ochtend van de volgende vijftig jaar instellen op overleven, inbinden, versoberen. Wachten kan niet meer. Zelfs die luxe wordt ons niet gegund.
Vijftig jaar, dat is zo lang als Lux hier hangt in drie sobere kapitalen. Misschien stond op dat rechtse ruitje alleen een hoofdletter E, de e van Luxe. Dat ene kapitaal is al weg, de aanzet is gegeven.