Voor mij ligt John Irvings In een mens (In one person). Ik heb nog maar 50 pagina's gelezen, de start valt een beetje tegen. Een beetje, veel kan het niet zijn, want Irving blijft altijd een groot schrijver van krachtige literatuur. Maar dit boek... Misschien omdat ik al zijn andere boeken heb gelezen, misschien omdat ik die andere in het Engels las. Dat vraag ik me nu af, met alle respect voor goede vertalers. Dat is zo verraderlijk aan vertalingen, je weet nooit of het aan die vertaling ligt. Misschien heeft het Nederlands niet dezelfde teneur, misschien heeft de vertaler zich in bochten gewerkt om toch maar hetzelfde effect te sorteren als het origineel. En wij maar denken dat die kronkelzin gewoon een struikelvertaling is, en maar zout strooien op elke grammaticaslak, alsof we dat met het origineel zouden wagen.
...
Ondertussen tot driekwart van de roman gevorderd en er is duidelijk meer aan de hand dan dat ik per sé per se zonder accent wil zien staan. De seksuele frustratie van het hoofdpersonage komt me stilaan de strot uit. Seks is fantastisch, ik gun het aan mijn naaste zoals aan mezelf. Seks beleef je je hele leven, zoals zo veel ervaringen, ambities en weerbarstigheden van het bestaan. Als je met je seksbeleving in de knoop ligt, is dat erg, en het kan blijkbaar nog erger: als anderen die knopen leggen. Ook als je die problemen te boven komt (waar het personage blijkbaar in is geslaagd), blijft dat hangen. Daar gaat dit boek over, dat begrijp ik wel, en de auteur heeft er een missie mee. Betrokkenheid bij elke geaardheid, respect voor iedere mens, voor elke letter van het LGBTQ-alfabet(1). Mij best. Maar daarom hoef je toch niet je lange leven met dat thema op het tipje van je tong te lopen, zelfs niet op de ogenblikken die de auteur voor ons genot heeft uitgekozen. Net wel, dus, in deze In een mens en dat interesseert me voor geen kl*ten en geen t*ten. Niet omdat het toevallig mijn probleem niet is, maar omdat ik niet hou van volgehouden obsessief puberaal mekkeren.
Je mag als zeventienjarige lijden onder je seksuele identiteit - of onder jeugdpuistjes of nagelbijten -, je mag daar een pakkende roman over schrijven die ik, als je dat goed doet, graag zal lezen, zolang het maar geen roman wordt waarin een oudere man zich nog elk woord herinnert van wat mensen hem ooit over puistjes/seks/nagelbijten zegden, van zijn dertiende verjaardag tot na zijn pensionering toe. Omdat hij nog altijd zulke puistjes heeft, jazeker, hoewel hij daar zelf al geen vijfenvijftig jaar meer onder lijdt, maar er toch nog elke dag over praat, hij en zijn vrienden (en vijanden, maar dat valt wel mee in deze roman). Nu ja, elke dag dan wel niet, maar toch op elke bladzijde van de roman. Een dikke, goed gestoffeerde roman met, zoals in elke Irving, de nodige transseksuelen en transgenderisten, potige manvrouwen, leraren Duits, worstelaars, kinky moeders, afwezige vaders, zwaarwichtige amateurtoneelspelers, Oostenrijk en gecomplexeerde schrijvers. Géén beren deze keer, zelfs niet met een tienerbeha, dat is toch merkwaardig; misschien is het toch een uitzonderlijke roman in zijn oeuvre.
...
Nog 100 pagina's te gaan. Terwijl ik de alinea hierboven herlees, vraag ik me af of hij de indruk wekt dat de lezenswaardigheid van een roman afhangt van het onderwerp. Dat is natuurlijk niet zo, of toch niet absoluut. Ik zal niet spontaan een roman openslaan die speelt in de gangen van de wereldbeker (voorzover een beker gangen heeft, sport was niet mijn beste vak), maar dat belet niet dat zo'n roman kan boeien. Dat deze Irving ondanks zijn vele kwaliteiten me toch niet aanspreekt, moet ook aan andere dingen liggen.
In fictie mogen personages overgedimensioneerd zijn - als dat goed gedaan wordt tenminste, en dat kan Irving als de beste, als Dickens dus. Hun figuren zijn zo onwaarschijnlijk dat je wel moet geloven dat ze echt zijn. Die verzin je niet. Ze openen een contrastrijke wereld waarin je geïntrigeerd rondloopt. Meer nog: hoe ongelooflijker de personages, hoe groter hun geloofwaardigheid, want de realiteit overtreft altijd onze verbeelding. Om Isabel Allende te citeren: El problema con la ficción es que debe ser creíble; en cambio la realidad rara vez lo es. Fictie moet geloofwaardig gemaakt worden, de realiteit hoeft niet geloofwaardig te zijn.
De omslag is in het Engels net een beetje minder grijs dan in het Nederlands
|
En dan schrijft zo'n Irving een kleurrijk bevolkte roman waarin de personages zorgvuldig getekend worden als genuanceerde niet-provocerende persoonlijkheden - genormaliseerd, d.w.z. dat ze niet buiten de norm geacht worden te vallen... waardoor ze meteen niet zo krachtig uit de verf komen. Irving presenteert ons doordeweekse seksueel gestoorde stotteraars, bleke moeders die hun puberzoon inwijden in seks en bibliothecaressen met een ordinaire penis. Dat mogen we niet speciaal vinden, maar dan zien we het Griekse drama op de planken van het amateurtoneel. We kijken tegen het exuberante decor aan, maar de acteurs, hoe fijn ze ook spelen, kleuren niet fel genoeg om los te komen van de achtergrond. Mondriaan in zwart-wit, niet doordat er geen kleur in de vlakken ligt, maar doordat de harde kleuren zo dicht tegen elkaar schuren dat we alleen nog grijze ruis waarnemen. Zoals een grijze foto op het scherm alleen bestaat uit de groenste, blauwste en roodste pixels van het heelal.
En dan is er het standpunt. Wie een lange periode overspant, kan een camera-standpunt kiezen (wat Irving deze keer dus niet doet). De auteur is dan de camera die een leven lang registreert. Dat die camera er in het echt niet staat, is niet erg. Een roman is fictie, daar kan de lezer mee leven: hij kruipt in die camera en ziet wat er gebeurt bij al die belangrijke en futiele momenten, van de eerste ejaculatie tot aids ons scheidt. Hij hoort de gesprekken, woord voor woord. We geloven dat allemaal dankzij ons inlevingsvermogen, our suspension of disbelief, en zo wordt het levensecht voor de lezer, terwijl de auteur-verteller buiten het verhaal blijft staan. Terloops: Allende liet in haar generaties overspannende roman La casa de los espíritus de camera hanteren door een van de protagonisten: hoofdpersoon Clara hield een dagboek bij waarin ze de gebeurtenissen dag aan dag opschreef.
Irving heeft voor een ander standpunt gekozen: reflecties van een oude man over zijn leven. Dat is een eerbare benadering, maar ze heeft haar beperkingen: om het verhaal geloofwaardig te maken moeten die herinneringen geloofwaardig zijn. Mensen kunnen zich nog gemakkelijk haarscherp geïsoleerde speciale situaties herinneren, woorden ook, van zestig jaar geleden en de gedachten die ze daar toen bij hadden (of waarvan ze denken dat ze ze toen hadden, het geheugen is een verraderlijk orgaan) - maar niemand herinnert zich, of meent zich te herinneren, de dagelijkse gesprekken en beschouwingen van een halve eeuw geleden, de kleine besognes waar hij toen mee bezig was, de woordspelingen, allusies en plagerijen van zijn gesprekspartners. Let wel, niet bij een traumatische situatie, niet tijdens enkele snijdende conflicten, maar bladzijden lang, met alle gore en onbenullige details erbij.
Dan liever een Stefan Hertmans die een leven reconstrueert op basis van objectieve gegevens, gekneed tot eerlijke fictie (Wierook en Terpentijn), of een Julian Barnes die een man laat terugkijken op zijn jeugd en de onbetrouwbaarheid van ons geheugen annex overtuiging tot thema verheft (in zijn meesterlijke The Sense of an Ending).
...
Goed, ik heb In een mens uitgelezen. Interessante, geëngageerde literatuur. Pleidooi voor tolerantie, begrip, empathie voor elke mens. Ik weet niet of de auteur voor die boodschap weerstand verwacht, maar toch niet bij de modale Irving-lezer. Die houdt een wat geforceerd boek vast. Misschien moet ik daar wat meer begrip voor opbrengen.
...
Ik heb ondertussen enkele recensies gelezen: Annelies Beck, Bettina Grissen, Marleen Nagtegaal, Jan-Jakob Delanoye, Kathy Mathys. Allemaal lovend. "In een mens brengt een stuk seksuele geschiedenis zonder dat het een roman is met een agenda", schrijft De Standaard, "[..] Dit boek behoort tot het beste wat John Irving ooit schreef". Welwel, dat is duidelijk: ik moet Irving voortaan opnieuw in het Engels lezen. En toleranter worden, maar dat wist ik al.