Ik zit aan de piano met Erik Satie, of wat van hem overblijft: voornamelijk gymnopédies en gnossiennes. Wat een beetje artritis al niet vermag: mijn oude vingers spelen een versie van Gnoss.1 waarvan mijn hersenen verrast kennis nemen. Maar de grootste verrassing blijkt nog de tekst te zijn. Iedereen kent onderhand de melodie, maar wie van het blad speelt, kan ook de tekst lezen: zes korte aanwijzingen die Satie bij passages in de partituur schreef. Het is niet analytisch duidelijk wat die vingers van me daarmee aan moeten, maar mijn hersenen weten er wel raad mee. Ze herkennen het fenomeen meteen:
...très luisant...
...questionnez...
...du bout de la pensée...
...postulez en vous-même...
...pas à pas...
...sur la langue...
Zo vergaat het de belangrijke ideeën die de wereld een nieuw aanschijn kunnen geven. Je krijgt ze in bad of op de fiets, en het is meteen raak. Wit als sterrenlicht palmen ze je helemaal in, ze willen ruimte krijgen, je kunt niet wachten om ze op te schrijven. Wanneer je daar eindelijk de kans toe krijgt, komen de vragen. Vragen die aan de scherpte knagen, die het idee in een wachtbaan brengen, net voorbij de aantrekkingskracht van de zuivere gedachtengang. Er zit niets anders op dan te herformuleren, uitgangspunten bij jezelf uit te klaren, hoofdzaak van bijzaak te scheiden, en pasje voor pasje dichterbij te komen. Tot het op het tipje van je tong ligt.
Verder raken we niet.